Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ7444

Datum uitspraak2004-08-25
Datum gepubliceerd2004-08-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200402605/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 18 mei 2000, kenmerk 00/06.190 RMA, heeft verweerder ingestemd met het saneringsplan voor het geval van bodemverontreiniging aan het Ruiten A Kanaal Noord 6 te Ter Apel, alsmede de ernst en urgentie van deze sanering aangegeven.


Uitspraak

200402605/1. Datum uitspraak: 25 augustus 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellante] gevestigd te Ter Apel, en het college van gedeputeerde staten van Groningen, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 18 mei 2000, kenmerk 00/06.190 RMA, heeft verweerder ingestemd met het saneringsplan voor het geval van bodemverontreiniging aan het Ruiten A Kanaal Noord 6 te Ter Apel, alsmede de ernst en urgentie van deze sanering aangegeven. Bij besluit van 12 februari 2001 heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 13 maart 2002, 200101272/1, heeft de Afdeling dit besluit vernietigd. Bij besluit van 11 december 2003, kenmerkt 2003-21.684.MB, verzonden op 11 december 2003, heeft verweerder het bezwaar met wijziging van de considerans opnieuw ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 19 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 26 maart 2004, beroep ingesteld. Bij brief van 18 mei 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 juli 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door J.G. Wessel, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door R.F.M. Lamers en G. Visscher, ambtenaren van de provincie zijn verschenen. Tevens is namens [belanghebbende] H.W. Kwak, gemachtigde, als partij gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Voorzover appellante zich in het beroepschrift heeft beperkt tot het verwijzen naar de tegen het besluit ingebrachte bezwaren overweegt de Afdeling dat verweerder in het besluit op bezwaar uitvoerig is ingegaan op deze bezwaren. Appellante heeft noch in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende bezwaren in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Ook voor het overige is niet gebleken dat die weerlegging van de bezwaren onjuist zou zijn. Het beroep is in zoverre derhalve ongegrond. 2.2.    Appellante voert aan bezwaar te hebben tegen het saneringsplan. Zij vreest voor de financiële gevolgen van een mogelijke verspreiding van de verontreiniging in de richting van haar bedrijfsterrein. Zij stelt hierbij dat het plaatsen van strategische en gerichte peilbuizen en het uitvoeren van een geohydrologisch onderzoek om actuele grondwaterstromingen in kaart te kunnen brengen voorzover zij dat kan beoordelen nog niet heeft plaatsgevonden. 2.2.1.    Verweerder voert aan dat gebruik is gemaakt van bestaande peilbuizen om de grondwaterstanden en stromingen in kaart te brengen. Uit het op 4 juni 2002 door het adviesbureau Terra bodemonderzoek uitgebrachte geohydrologisch onderzoeksverslag en uit de monitoringsresultaten van de reeds aanwezige peilbuizen blijkt dat de grondwaterstromingen geen aanleiding vormen voor een ander oordeel over het oorspronkelijke saneringsplan. Het in het saneringsplan opgenomen monitoringssysteem biedt voldoende waarborgen om een eventuele verspreiding van de verontreiniging in de richting van het bedrijfsterrein van appellante tijdig te kunnen signaleren. 2.2.2.    De Afdeling overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het geohydrologisch onderzoek waar appellante op doelt is uitgevoerd. Noch in hetgeen appellante heeft aangevoerd noch anderszins ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat hij over voldoende gegevens omtrent de grondwaterstromingen beschikte om het onderhavige saneringsplan te kunnen beoordelen. Evenmin is de Afdeling gebleken dat het in het saneringsplan opgenomen monitoringssysteem onvoldoende waarborgen biedt om een eventuele verspreiding van de verontreiniging in de richting van het bedrijfsterrein van appellante te kunnen voorkomen. De stelling van appellante dat zij niet in de gelegenheid is geweest in een hoorzitting haar bezwaren aangaande het geohydrologisch onderzoek te geven kan hier niet aan af doen omdat er voor verweerder geen wettelijke plicht bestaat om voorafgaand aan een nieuw besluit op bezwaar een dergelijke hoorzitting te houden. Bovendien blijkt uit het verhandelde ter zitting dat er wel informeel overleg over de resultaten van genoemd onderzoek heeft plaatsgevonden in de periode voordat verweerder het nieuwe besluit op bezwaar heeft genomen. Deze beroepsgrond treft derhalve geen doel. 2.3.    Het beroep is ongegrond. 2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat. w.g. Boll    w.g. Klap Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2004 315.